Mieren – Biologieles #1 Soortherkenning

Voor mij is het bezig zijn met mieren ondertussen heel normaal geworden. Ik zit ongegeneerd op mijn knieën in een bos, park, maar ook gewoon op straat naar de grond te staren wanneer ik tekenen zie van mieren. Dat trekt zoals je je waarschijnlijk kan voorstellen vaak de aandacht van voorbijgangers. Soms staren ze gewoon, soms maken ze een grappige opmerking en soms vragen ze ook gewoon wat ik nou eigenlijk aan het doen ben. En dan moet ik dus kort en krachtig speechen over dat ik naar mieren kijk en waarom ik ze zo fantastisch vind. Over het algemeen snappen mensen in eerste instantie niet echt waarom ik mieren zo interessant vind, maar ik merk vaak toch enige interesse en bij sommige ook echte interesse.

Maar voor iemand die net interesse heeft gekregen voor mieren en zich aan het inlezen is lijkt het al snel een beetje verwarrend allemaal, dat had ik in het begin ook, nu alweer ruim drie jaar geleden. In die jaren heb ik van alles gelezen, gezien en geleerd, veel meer dan ik dacht. Van dag tot dag lijkt het allemaal niet zo bijzonder en heel lang vond ik ook niet dat ik erg veel kennis had, maar zo terugkijkend op de afgelopen jaren zie ik toch wel duidelijk hoeveel ik geleerd heb.

Daarom leek het mij leuk om een reeks artikelen te maken waarin ik de belangrijkste punten van mieren houden zal bespreken. Dit is de eerste en waarschijnlijk de meest ingewikkelde: ik ga het hier hebben over de verschillende soorten, de soortnamen en het herkennen van soorten.

‘Wilde’ Lasius mieren
Gevonden en gevoerd op de terras tafels van een hotel

Toen ik net met mieren begon kon ik binnen heel korte tijd al veel verschillende soorten mieren uit elkaar houden en wist ik hun wetenschappelijke Latijnse namen uit mijn hoofd. Dit heeft voor mijn gevoel niks te maken met intelligentie, maar puur met interesse: wanneer je iets super interessant vind blijft informatie ook veel beter hangen. Ik had nooit verwacht al die soortnamen te kunnen onthouden, maar toch wist ik het al snel, want ik vond het allemaal super interessant. Laat de namen je dus vooral niet afschrikken!

Het zal je waarschijnlijk verbazen hoeveel miersoorten er bestaan, meer dan 12.000! (In Nederland helaas een stuk minder, namelijk ‘maar’ 68.) Sommige soorten lijken op elkaar, maar er zitten een paar hele bijzondere exemplaren tussen en vrijwel elke miersoort heeft z’n eigen unieke gedrag en eigenschappen. Een heel groot deel van die miersoorten zou je in theorie als huisdier kunnen houden, maar vanwege de verschillen tussen de soorten kunnen de eisen die zij stellen aan voedsel en omgeving erg uiteenlopen, maar daar in een later artikel meer over.

‘Wilde’ Formica mieren
Gevonden en gevoerd in Appelscha

Mierenfamilies en miersoorten

Alle mieren op de wereld vallen onder dezelfde familie, namelijk Formicidae. Binnen die familie zijn er subfamilies waarin soorten opgenomen zijn die vergelijkbaar zijn met elkaar. Het zijn nog wel steeds verschillende miersoorten, maar ze delen vaak uiterlijke kenmerken. De voor ons belangrijkste twee subfamilies zal ik hieronder doornemen. Er zijn er nog heel veel meer, maar de meeste mieren die je in Nederland vind horen bij één van deze subfamilies. De miersoorten die ik ga noemen zijn uitsluitend soorten die ik zelf houd.

Formicinae, schubmieren

De larven van deze mieren spinnen in het laatste stadium van hun cyclus een cocon. Het achterlijf van de mieren bestaat uit vijf delen en over het algemeen zijn ze vaak wat breder en groter. Ze hebben geen angel en kunnen dus niet steken.

Van deze subfamilie heb ik deze soorten:
(van elke naam is de naam met hoofdletter de familienaam en de naam met kleine letter bepaald de uiteindelijke soortnaam.)

  • Lasius niger – De normale zwarte mier die je het meest tegenkomt.
  • Lasius emarginatus – Vergelijkbaar met Lasius niger, maar met een roodkleurig borststukje.
  • Lasius flavus – Leeft voornamelijk ondergronds en is geel gekleurd.
  • Colobopsis truncatus – Miersoort die in holle takken leeft. Komt niet voor in Nederland.
  • Formica rufa – Agressieve zwart, rode bosmier. Maakt mierenhopen.
  • Camponotus ligniperda – Grote zwart, rode mier. Erg zeldzaam in Nederland.
  • Camponotus pseudoirritans – Bijzonder gekleurde grote mier. Komt niet voor in Nederland.
  • Camponotus aethiops. Grote zwarte mier. Komt niet voor in Nederland.

Mijn eigen Lasius emarginatus eten honing
Myrmicinae, knoopmieren

De larven van deze mieren zijn ‘naakt’ in het laatste stadium van hun cyclus. De mieren hebben allemaal twee lichaams’knopen’ tussen het borststuk en achterlijf, hierdoor hebben ze vaak een wat langwerpigere vorm.

Van deze subfamilie heb ik deze soorten:
(van elke naam is de naam met hoofdletter de familienaam en de naam met kleine letter bepaald de uiteindelijke soortnaam.) (Bij sommige soorten zie je hier ‘sp.’ achter de familienaam staan, dat is de afkorting voor ‘species’ en houd in dat ik niet zeker ben over de soortnaam.)

  • Messor barbarus – Grote zwarte mier met veel variatie in grootte. Eet graag zaden. Komt niet voor in Nederland.
  • Tetramorium sp. – Kleine zwarte, slanke mier. Eet graag zaden.
  • Temnothorax sp. – Heel kleine geel/oranje mier. Leeft in eikels of smalle takjes.
  • Myrmica sp. – Vrij kleine, rode steek mier. Komt veel voor in Nederland.
  • Pheidole pallidula – Erg kleine mier, maar sommigen hebben een enorm hoofd. Komt niet voor in Nederland.
  • Crematogaster scuttelaris – Kleine actieve rood/zwarte mier met een puntig kontje. Komt niet voor in Nederland.
  • Aphaenogaster subterranea – Qua uiterlijk vergelijkbaar met Myrmica soorten, maar bruin tot zwart gekleurd.

Mijn eigen Messor barbarus met hun broed

Determinatie

De namen met de hoofdletters, de familienamen, zijn het meest bepalend voor het determineren (bepalen van de soort). Alle mieren van de familie Messor lijken op elkaar. Net als alle mieren van de familie Formica. En zo geldt dat voor alle families. Wanneer ik buiten rondloop en een mier zie weet ik meestal meteen van welke familie deze mier is. De soort is meestal een stukje lastiger. (Ik weet van sommige van mijn eigen mieren de specifieke soort niet eens.)

De mieren van bijvoorbeeld Messor hebben altijd enorme onderlinge verschillen in grootte, Pheidole heeft werksters met enorme hoofden en mieren van de familie Crematogaster hebben altijd een puntig kontje. Er zijn nog veel meer specifieke kenmerken per familie en wanneer je je daar een beetje in verdiept kun je al snel mieren van elkaar onderscheiden en in een familie categoriseren.

In de lente en zomer periode kun je soms uitzonderlijk grote mieren tegenkomen die soms ook vleugels hebben. Dit zijn mieren koninginnen, maar daar vertel ik later nog meer over in het artikel over het starten van je eigen kolonie.

Boven: een mier (Camponotus ligniperda)
Onder: een wespen soort

Misschien wel de belangrijkste determinatie tip:

‘Is dit een mier?’ Is één van de meest gestelde vragen in de online mieren groepen. Niet zo gek want mieren zijn verre familie van wespen en sommige soorten kunnen nogal eens op een wesp lijken. Om deze vraag makkelijk te beantwoorden: kijk naar de antennes.

Zijn die geknikt in het midden en bewegen ze zoals je elleboog? Dan is het een mier. Wanneer ze recht zijn zonder knik, dan is het een wespen soort. Op de foto hierboven kun je het verschil zien.

En dat was dan alweer mijn aller eerste biologieles! Ik vond het fantastisch leuk om dit te schrijven en mijn eigen kennis weer even op de proef te stellen!

Als je tot hier bent gekomen ga ik er vanuit dat jij ook genoten hebt en het leuk vond om wat te leren/lezen over mieren en wil ik je bedanken voor het lezen! ♡

Byee!

Byalien

Eén reactie

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.